Kleine vos
 
 

Kleine vos

Aglais urticae

familie: Nymphalidae (Schoenlappers)

Kenmerken: Een middelgrote vlinder met hoekige vleugelranden en een roodbruine grondkleur, gesierd met zwarte, witte en geelachtige vlekken. Langs de randen een reeks blauwe driehoekjes. De onderkant is onopvallend zwartbruin, een goede schutkleur. Spanwijdte 35-50 mm.
Habitat: Een veel voorkomende dagvlinder, overal in open terrein aan te treffen. Vliegt in twee tot drie generaties.
Voedsel: De vlinders puren nectar uit bloemen, de rupsen nemen genoegen met brandnetels, waarop ze in grote menigten voorkomen; ze zijn gemakkelijk te herkennen aan de zwarte, overigens onschuldige stekels.
Ontwikkeling, gedrag: De kleine vos overwintert hier en zoekt daartoe een koel, donker plekje, buiten in een muur of muizeholletje, binnenshuis liefst tussen de hanebalken op een zolder. De vlinders blijven maanden op zulke schuilplaatsen zitten zonder te bewegen - tot de warmte hen, dikwijls al in het vroege voorjaar, weer tot leven wekt.